Sinds 2016 is er een nieuw stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb), waarbij de uitvoering is overgedragen van de rijksoverheid naar zogenaamde ‘Collectieven’ in de regio. De doelstelling is: een kostenefficiënter stelsel en meer effectiviteit voor de natuur. Effectiever door een gebiedsgerichte aanpak, samenwerking met boeren en gebiedspartijen en door meer te focussen op eisen van doelsoorten, zoals op weide- en akkervogels. Om het effect van de gebiedsgerichte aanpak te kunnen bepalen zijn in een aantal werkgebieden voor akker- en weidevogels veel vrijwilligers het veld in gegaan om te monitoren, met als credo ‘meten is weten’. Binnen onderzochte kerngebieden voor weide- en akkervogels is de soortenrijkdom, het aantal overwinteraars en het aantal territoria toegenomen sinds de invoering van het agrarisch natuurbeheer. Daarnaast zijn de aantallen hoger op locaties met agrarisch natuurbeheer dan op locaties zonder beheer. Met gepaste trots kan gezegd worden dat een gebiedsgerichte aanpak vanuit de collectieven werkt voor de doelsoorten.
Meten is weten!
In opdracht van de Brabantse Collectieven is door Stichting ZeeBra, een stichting die de collectieven ondersteunt bij haar activiteiten- vanaf 2018 monitoring op poten gezet in akkervogelkerngebied Steenbergen en vanaf 2019 in de gebieden Groote Heide en Buulder Aa. Door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap (Coördinatiepunt) werd in Steenbergen van 2011 en t/m 2014 al gemonitord. Er zijn dus langjarige gegevens beschikbaar. Dit is belangrijk om trends te kunnen zien. Ook zijn vanaf 2016 zijn in het kader van het Interreg-project PARTRIDGE tellingen uitgevoerd in akkervogelkerngebied Oude Doorn en referentiegebied Genderen.
De data van weidevogels wordt vanaf eind jaren ’90 verzameld door het Coördinatiepunt, waarbij vanaf 2016 ook BTS-tellingen zijn uitgevoerd om het broedsucces van grutto en wulp te bepalen. In alle tellingen is samengewerkt met vrijwilligers.
De verzamelde gegevens zijn geanalyseerd door MaasArend Advies en hierdoor kon een antwoord gegeven worden op de vraag of het agrarisch natuurbeheer een effect heeft op lokale populaties akker- en weidevogels en welke beheermaatregelen het meest effectief zijn.
Positief effect op akkervogels
In kerngebied Steenbergen (1.300ha met 5% beheer) is de soortenrijkdom zowel in de winter als in de broedperiode gestegen sinds de invoering van het agrarisch natuurbeheer. In deze periode is tevens het aantal aanwezige specifieke doelsoorten toegenomen. Op locaties met beheer zijn structureel meer soorten en hogere aantallen aanwezig sinds invoering. Uitzondering zijn een aantal referentiepunten die in de laatste jaren op specifieke soorten opvallend hoog scoren. Bij deze referentiepunten liggen diverse kleine natuurelementen en randen die vanuit een ander subsidieregeling gefinancierd worden. Een kritische soort als patrijs komt alleen voor op locaties met beheer. Individuele telcirkels met de beste resultaten zijn telcirkels met beheerpakket “Wintervoedselakker”, “Vogelakker” of “Patrijzenrand”.
In werkgebied en PARTRIDGE demonstratiegebied Oude Doorn (520 ha met 9% beheer) is een toenemende trend in de soortenrijkdom gedurende de broedperiode aangetroffen en een stabiele trend in de winter. Het aantal territoria van specifieke doelsoorten in de broedperiode is eveneens toegenomen sinds de start van de tellingen. Op locaties met beheer is de soortenrijkdom en de talrijkheid hoger dan op locaties zonder beheer. Specifieke doelsoorten als veldleeuwerik en patrijs hebben ruim twee keer zo veel territoria op locaties met beheer. Individuele telcirkels die goed scoren zijn telcirkels met beheerpakket “Bloemenblok”.
Door het beperkt aantal getelde winters en broedseizoenen zijn voor Buulder Aa en Groote Heide nog geen goede conclusies te trekken met betrekking tot trends. Wel is zichtbaar dat er meer territoria van broedvogels, hogere aantallen overwinteraars en een hogere soortenrijkdom aanwezig is op locaties met beheer. Locaties met de beheerpakketten “Botanisch hooiland” en “Wintervoedselakker” hebben de beste resultaten.
Golfplatenplasdrassen zorgen voor kwaliteitsimpuls in weidevogelgebieden
In Brabant hebben we twee grote weidevogelgebieden waar het agrarisch natuurbeheer wordt toegepast. Dit zijn de kern van het Land van Heusden en Altena en de Beerse Overlaet. Het totaal aantal broedparen van zes kritische soorten weidevogels is toegenomen sinds de invoering van het ANLb. Op locaties met beheerpakket “Golfplaatplasdras” worden de beste resultaten ten aanzien van broedparen weidevogels behaald.
Een negatieve kanttekening is dat de reproductie van Grutto en Wulp te laag zijn om stabiele populaties in stand te houden, met uitzondering van werkgebied Heesbeensche uiterwaard waar de wulp wel voldoende reproductie heeft. Extra plasdraspercelen in combinatie met kruidenrijk grasland is daarom gewenst.
Continueren en uitbreiden monitoring
Hoewel niet statistisch onderbouwd, blijkt uit de analyse dat agrarisch natuurbeheer in kerngebieden met een voldoende aandeel agrarisch natuurbeheer een positief effect heeft op de lokale populatie akker- en weidevogels. De soortenrijkdom, de aantallen overwinteraars en het aantal territoria van broedende akker- en weidevogels zijn toegenomen sinds de invoering van het agrarisch natuurbeheer en zijn hoger op locaties met beheer dan op locaties zonder beheer. De beheerpakketten die het meest bijdragen aan dit positieve effect zorgen voor jaarrond dekking en voedselaanbod. Aandachtspunten zijn het continueren en uitbreiden van de monitoring en tellen van voldoende referentiegebieden.
Brede samenwerking
In Brabant is bij aanvang van het agrarisch natuurbeheer een nauwe samenwerking tot stand gekomen tussen boeren, Agrarische Natuurverenigingen, Agrarische Collectieven, Waterschappen, het Coördinatiepunt en ZLTO. De laatste twee organisaties zijn vertegenwoordigd in Stichting ZeeBra die haar expertise inzet ter ondersteuning van de Collectieven. Vrijwilligersgroepen hebben een essentiële rol gespeeld in de uitvoering van de tellingen. Zonder hun inzet was deze analyse nooit tot stand gekomen.
Klik hier om het volledige rapport te lezen